-
Mette Zahle (2004)
-
Detail huis Verhoeven
door: Madeleine Steigenga
‘Ik wilde al heel jong architect zijn. Ik weet niet waarom. Ik geloof omdat - als er gestukadoord werd - het zo heerlijk rook’.
Ter viering van het 150-jarig bestaan van AetA ging ik een boekje schrijven over ‘gewone leden’. Eén lid stond bovenaan mijn lijstje om te interviewen, een ouder lid, ze maakte me nieuwsgierig, beetje gebroken stem, niet Nederlands. Mette. Sindsdien hebben we altijd contact gehouden.
Met Fridjof van der Berg belde ik aan bij de Kijftenbeltlaan te Hoevelaken. Het huis betoverde ons. Een warme open grijzige ruimte die je omarmde, en de Deense Mogens Koch-bank, door het daklicht op een sacrale plek. We hadden een serieus gesprek, maar bespraken ook de trekleertjes voor de elektrische schakelaars. En tijdens de Deense lunch de kleine verschillen in de versies van het Arne Jacobsen bestek.
Het is echt heel bijzonder dat Mette één van de weinige studenten is geweest die bij Arne Jacobsen afstudeerde. Haar dochter Flora vertelde mij later dat Mette als kind al op timmerles ging en het lijkt mij niet toevallig dat deze timmervrouw, slim, ambitieus, ook daarom door de geboren meubelmaker Arne uitverkoren werd.
We spraken ook over de verschillen in vrouwen-emancipatie tussen Denemarken en Nederland. In de tijd dat Nederland gastarbeiders uitnodigde om het personeelsgebrek op te lossen, werden in Denemarken de vrouwen opgeleid in bouwvakken: zoals elektricien en loodgieter.
En Mette vertrok na haar afstuderen naar Zweden omdat er in Denemarken geen werk was voor architecten. Ze werkte bij toen bekende architecten en landschapsarchitectuur-bureaus. Vanwege haar huwelijk verhuisde ze naar Nederland. Het Nederlandse emancipatie-klimaat had ze onderschat.
Toen ze na haar bevalling weer aan het werk wilde in haar oude baan bij de Dienst Stadsontwikkeling Amsterdam (ze werkte aan de Bijlmer-plannen) bleek dat tot haar verbazing niet mogelijk.
‘Er bestond geen zwangerschapsverlof. Misschien heb ik de wegen niet goed gekend, misschien heb ik het verkeerd gespeeld. In Denemarken kon je gewoon weer aan het werk‘.
Het was een geluk voor Mette dat ze via haar man in Nederland een aantal architecten leerde kennen. Voor hen kon ze meewerken aan projecten, ze bleef in het vak. Tjeerd Dijkstra introduceert haar bij AetA; voor Tjakko Hazewinkel werkt ze aan het gebied rond zijn studentenhuisvesting voor de TU Twente uit. Begin tachtiger jaren start ze een eigen bureau met opdrachten in Denemarken en Nederland, en ook artikelen schrijven en excursies organiseren. ‘mijn werk is mijn passie, er is niet zoveel meer’, betekende voor Mette een pendeldienst tussen Denemarken en Nederland.
Maar hoe komt een Arne Jacobsen-afstudeerder in een huis van Jan Verhoeven terecht? Als Mette en haar man besluiten naar Amersfoort te verhuizen, raadt Herman Hertzberger hen aan de huizen van Jan Verhoeven in Hoevelaken te bekijken. Mette las eerder over Verhoevens’ werk in ‘World Architecture’.
‘Ik vond het niets voor mij, te romantisch, veel te expressief. Ik was een Arne Jacobsen adept en enorm enthousiast over Mies van de Rohe enzo’. Na een telefoontje komt Jan Verhoeven de tekeningen zelf brengen en brengen Mette en haar man hem een tegenbezoek. ‘Jan Verhoeven was een zeer charmante man. Hij kon zijn verhaal verdomd goed vertellen en ik vond het huis geweldig! Terwijl ik het daarvoor helemaal niet apprecieerde’.
Mette krijgt nooit spijt van hun keuze voor Verhoevens huis. Het stedenbouwkundige plan van deze wijk zit volgens haar ideaal in elkaar; de huizen zijn gespiegeld en gedraaid opgesteld zodat er ‘ontmoetingsplekken’ worden gevormd. De grijze betonsteen, houten balken, multiplex, houtwolcementplaten, het leidingwerk in het zicht: het herinnerde Mette aan het sobere vakantiehuis van haar moeder in West-Jutland. ‘Het heeft iets van een oerhuis’. Het huis en de vriendschap met de familie Verhoeven geven haar veel. Mette is tachtig als haar Bonas-uitgave over Jan Verhoeven wordt gepresenteerd, ze had er veel werk aan.
Het architect-zijn van Mette bewoog zich tussen het functionalisme en het structuralisme en tussen de praktijk en beschouwingen over het vak. De twee architecten die ze het meest bewonderde, Arne Jacobsen en Jan Verhoeven, hadden elk een totaal andere manier van ontwerpen en van het inrichten van een plek. Aan het eind van ons interview in 2003 bekende Mette dat ze soms in Amersfoort naar appartementen keek: ‘...ik kijk dus wel maar ben er nog niet uit. Dan moet je je bibliotheek weg doen .... en die keuken die je ziet in die huizen, verschrikkelijk. Maar aan de andere kant, ga je ook weer terug naar wat je leuk vond toen je jong was. Dus inderdaad naar hele eenvoudige strakke dingen, die een bepaalde rust geven. Daar denk ik ook wel eens aan’.
Haar verhuizing naar Vathorst, en later naar het Rosa Spier-huis, het getuigd van haar realistische geest en open blik. En aan trouw blijven aan jezelf, je eigen liefdes, eigen kwaliteiten en eigen ambities.